AED staat voor automatische externe defibrillator en wordt ingezet in het geval een persoon wordt getroffen door een hartstilstand. Beter is te spreken van een circulatiestilstand. Meestal staat het hart niet stil. De pompfunctie van het hart stopt en de bloedsomloop stagneert. Er ontstaat een tekort aan zuurstof in de hersens. Naast onmiddellijk overgaan tot reanimeren kan een AED worden ingezet om een verstoord hartritme te stoppen en te zorgen dat het hart weer in een normaal ritme kan gaan kloppen en de bloed- en zuurstofcirculatie herstelt.
Een AED vervangt nooit de reanimatie. Altijd wordt begonnen met reanimeren ook als er nog geen AED beschikbaar is. Ook tijdens het aanleggen van de AED bij het slachtoffer gaat men bij voorkeur door met reanimeren. Pas als de AED start met de analyse, stopt men met reanimeren omdat het slachtoffer dan niet aangeraakt mag worden.